
De studie includeerde alle vrouwen in de leeftijd van 40 tot en met 75 jaar die tussen begin 2001 en eind 2015 deelnamen aan mammografiescreening in Zweden en een BC-diagnose hadden, plus leeftijds-gematchte controlevrouwen zonder BC-diagnose. De BC-groep telde 1229 IC-vrouwen en 2892 SDC-vrouwen (gemiddelde leeftijd 55,5 ± 7,1 jaar) en de controlegroep telde 5631 vrouwen. PTVs in ATM, BRCA1, BRCA2, CHEK2, en PALB2 waren meer frequent in IC-patiënten dan in SDC-patiënten (OR 1,48; 95%-bti 1,06-2,05). Familiegeschiedenis van BC samen met PTVs in één van deze genen was geassocieerd met verhoogde waarschijnlijkheid van een IC-diagnose (versus SDC: OR 3,95; 95%-bti 1,97-7,92). Tien-jaars BC-specifieke overleving was significant slechter onder IC-vrouwen met PTVs in een van deze vijf genen dan onder IC-vrouwen zonder deze PTVs (HR 2,04; 95%-bti 1,06-3,92). Al deze associaties waren meer geprononceerd in de subset van IC-vrouwen met lage mammografische dichtheid bij een eerdere screening.
De onderzoekers concluderen dat deze resultaten suggereren dat SDCs en ICs uiteenlopende genetische profielen hebben.
1.Rodriguez J, Grassmann F, Xiao Q et al. Investigation of genetic alterations associated with interval breast cancer. JAMA Oncol 2024; epub ahead of print
Summary: A population-based genetic association study in Sweden found that protein-truncating variants in the 5 major genes for breast cancer, particularly BRCA1/2 and PALB2 variants, were significantly associated with the occurrence of interval cancer.