
De studie includeerde 1334 patiënten die werden gerandomiseerd naar brentuximab vedotin plus doxorubicine, vinblastine, en dacarbazine (A+AVD; n=664) of doxorubicine, bleomycine, vinblastine en dacarbazine (ABVD; n= 670). Het primaire eindpunt van de studie was gemodificeerde progressievrije overleving (mPFS; gedefinieerd als tijd tot progressie, overlijden, of niet-complete respons en gebruik van volgende therapie). De figuur laat zien dat de mPFS significant langer was in de A+AVD arm dan in de ABVD-arm. Bij mediaan 24,9 maanden follow-up was de twee-jaars mPFS 82,1% met A+AVD versus 77,2% met ABVD (HR 0,77; p=0,035). Deze figuur laat zien dat A+AVD superieur was aan ABVD in vrijwel alle subgroepen. In de A+AVD arm overleden 28 patiënten; in de ABVD-arm 39 (HR voor interim overall survival 0,72; p=0,19).
De veiligheidsprofielen waren consistent met wat bekend is van de afzonderlijke middelen. Neutropenie werd gezien in 58% van de patiënten in de A+AVD arm versus 45% van de patiënten in de ABVD-arm. In de A+AVD-arm werd febriele neutropenie gezien in 11% van de patiënten die primaire profylaxe met GCSF hadden gekregen versus 21% van de patiënten zonder primaire profylaxe. Perifere neuropathie werd gezien in 67% van de patiënten in de A+AVD arm; maar in 67% van deze patiënten werd resolutie of verbetering gezien bij het laatste follow-up bezoek. Pulmonaire toxiciteit graad 3 of hoger werd gezien in minder dan 1% van de patiënten in de A+AVD-arm (versus 3% in de ABVD-arm).
De onderzoekers concluderen dat A+AVD vergeleken met ABVD superieure activiteit had voor niet-eerder behandeld stadium III of IV cHL.
1.Connors JM, Jurczak W, Strauss DJ. Brentuximab vedotin with chemoterapy for stage III or IV Hodgkin’s lymphoma. N Engl J Med 2017; epub head of print