
Onder de 6144 patiënten die de behandeling startten waren er 397 (6,5%) die tussen het begin van de behandeling en 30 dagen na voltooiing van de behandeling een cardiovasculaire gebeurtenis doormaakten. In 2,4% van de patiënten was deze gebeurtenis graad 3 of hoger, en 0,2% van de patiënten overleden aan de gebeurtenis. Vergeleken met tamoxifen monotherapie was letrozol monotherapie geassocieerd met hoger risico van graad 1 of hoger ischemische hartziekte (HR 1,81; 95%-bti 1,06-3,08), terwijl tamoxifen gevolgd door letrozol (HR 1,59; 95%-bti 0,92-2,74) en letrozol gevolgd door tamoxifen (HR 1,20; 95%-bti 0,68-2,14) geassocieerd waren met bescheidener verhoging van het risico. Vergeleken met letrozol monotherapie waren tamoxifen monotherapie (HR 2,10; 95%-bti 1,42-3,12), tamoxifen gevolgd door letrozol (HR 1,96; 95%-bti 1,32-2,92) en letrozol gevolgd door tamoxifen (HR 1,56; 95%-bti 1,03-2,35) geassocieerd met verhoogd risico van graad 1 of hoger tromboëmbolische gebeurtenissen.
De onderzoekers concluderen dat bij starten en switchen van adjuvante endocriene therapie voor HR-positief BC in postmenopauzale patiënten rekening gehouden dient te worden met de voorgeschiedenis van de patiënten, in het bijzonder met eerdere cardiovasculaire gebeurtenissen.
1.Rabaglio M, Sun Z, Maibach R et al. Cumulative incidence of cardiovascular event under tamoxifen and letrozole alone and in sequence: a report from the BIG 1-98 trial. Breast Cancer Res Treat 2020; epub ahead of print
Summary: Analysis in the BIG 1-98 trial cohort found that adjuvant letrozole monotherapy for HR-positive breast cancer compared to tamoxifen monotherapy was associated with higher risk of grade 1-5 ischemic heart disease, while sequential treatment with these agents resulted in a lesser degree of risk elevation. Tamoxifen-containing regimens were associated with higher risk of thromboembolic events.