Voor veel
geneesmiddelen hangt het therapeutisch effect samen met binding van het middel
aan een of meer target eiwitten. Deze binding vindt vaak plaats aan een
functioneel domein van de eiwitten, en resulteert in activering of
inactivering. Deze modulatie van de activiteit kan in cellen of weefsels leiden
tot de gewenste respons. Bijwerkingen van geneesmiddelen kunnen worden
veroorzaakt door overmatige binding van het middel aan het target, of door
binding aan niet-target eiwitten.
Dit
schrijven Daniël Martinez Molina (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s
in Science.1 In het artikel beschrijven ze de Cellular Thermal Shift
Assay (CETSA), een techniek om in cellen of weefsels de binding van
geneesmiddelen aan specifieke eiwitten te bepalen. De effectieve
geneesmiddelconcentratie bij het target hangt af van eigenschappen die tezamen
ADME (absorption, distribution,
metabolism and excretion) worden genoemd. Deze ADME bepalen de
farmacokinetiek en farmacodynamica van een geneesmiddel. Een probleem bij het
vaststellen van de werkzaamheid van geneesmiddelen is dat de binding aan het
target niet rechtstreeks gemeten kan worden. Deze binding wordt indirect
gemeten door het bestuderen van downstream cellulaire responsen. Een gevolg
hiervan is dat gebrek aan werkzaamheid soms pas relatief laat in de
ontwikkeling van een middel blijkt.
Bij de
CETSA-techniek worden temperatuur-smeltcurves van eiwitten bepaald: ieder eiwit
heeft een specifiek ontvouwingstraject bij toenemende temperatuur. Binding van
een geneesmiddel aan een eiwit leidt tot veranderingen in de smeltcurve.
Martinez Molina en collega’s hebben intacte gekweekte kankercellen blootgesteld
aan verschillende concentraties van verschillende geneesmiddelen, isoleerden de
target-eiwitten van de middelen, en konden door middel van CETSA bepalen of de
middelen aan de eiwitten gebonden waren.
CETSA kan
van waarde zijn bij het valideren van kandidaat-geneesmiddelen voordat veel
tijd en geld in klinische studies zijn geïnvesteerd. De auteurs noemen als
voorbeeld de PARP-1 remmer iniparib, waarvan de ontwikkeling pas in het stadium
van fase-III klinische studie gestopt is wegens gebrek aan werkzaamheid.2
Pas later werd vastgesteld dat iniparib in levende cellen geen PARP-remmende
activiteit had. Martinez Molina en collega’s hebben nu door middel van CETSA
aangetoond dat incubatie van PARP met iniparib niet leidde tot binding van het
middel aan het eiwit, terwijl (het klinische wel werkzame) olaparib3
wel degelijk aan het eiwit bindt. Blijkbaar verloopt het werkingsmechanisme van
iniparib niet via binding aan PARP-1. Wellicht kan het kankercellen doden door
niet-specifieke modificatie van cysteïne-residuen.
De auteurs
verwachten dat CETSA in de toekomst ook van waarde kan blijken te zijn bij het
monitoren van werkzaamheid van geneesmiddelen op het niveau van het target bij
patiënten; bijvoorbeeld bij het bepalen van een geschikte dosering.
1.Martinez Molina D, Jafari R, Ignatushenko M et
al. Monitoring drug target engagement in cells and tissues using the cellular
thermal shift assay. Science 2013;341:84-87 2.Guha M. PARP inhibitors stumble in breast
cancer. Nat Biotechnol 2011;29:373-374 3.Dean E. Phase I study to assess the safety and
tolerability of olaparib in combination with bevacizumab in patients with
advanced solid tumors. Br J Cancer 2012;106:468-474
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)