
De studie includeerde alle vrouwen die tussen begin juli 2005 en eind augustus 2020 in de leeftijd van 40 tot 75 jaar in Stockholm die concomitant adjuvante hormoontherapie voor BC en cardiovasculaire therapie gebruikten (n=5493). De mediane follow-up was 7,2 jaar. Het primaire eindpunt van de studie was discontinuering van de cardiovasculaire therapie tussen één jaar voor en één jaar na discontinuering van de adjuvante hormoontherapie (‘concomitante discontinuering’).
Er waren 1811 patiënten die adjuvante hormoontherapie discontinueerden. Deze patiënten werden 1:1 gematcht voor jaar van BC-diagnose, leeftijd bij diagnose, en gebruik van dezelfde cardiovasculaire therapie met patiënten die de adjuvante hormoontherapie voortzetten. Er waren 248 patiënten (12,2%) met concomitante discontinuering van beide therapieën. In de loop van de follow-up was er een hoger percentage patiënten met discontinuering van cardiovasculaire therapie onder patiënten met discontinuering van adjuvante hormoontherapie. Discontinuering van adjuvante hormoontherapie was geassocieerd met hoger risico van overlijden aan BC (HR 1,43; 95%-bti 1,01-2,01) en aan cardiovasculaire ziekte (1,79; 1,15-2,81).
De onderzoekers concluderen dat onder BC-patiënten die adjuvante hormoontherapie discontinueerden de waarschijnlijkheid van eveneens discontinueren van cardiovasculaire therapie verhoogd was.
1.He W, Zeng E, Sjölander A et al. Concomitant discontinuation of cardiovascular therapy and adjuvant hormone therapy among patients with breast cancer. JAMA Network Open 2023;6:e2323752
Summary: A population-based cohort study in Stockholm (Sweden) found that breast cancer patients who discontinued adjuvant hormone therapy were also more likely to discontinue cardiovascular therapy. The authors conclude that clinicians should switch from single- to multiple-disease focus to prevent discontinuation of therapies for other diseases among patients with breast cancer.