Het retrospectieve cohort includeerde 105 patiënten en het prospectieve cohort includeerde 108 patiënten. De patiënten kregen anti-PD-1 monotherapie. CRP-niveaus werden bepaald bij aanvang van de behandeling en na vier, zes, en twaalf weken. De patiënten werden gestratificeerd in drie groepen: CRP flare-responders met vroege tenminste verdubbeling van het CRP-niveau gevolgd door afname tot onder het baseline niveau; CRP responders met afname van het CRP-niveau met tenminste dertig procent ten opzichte van het baseline niveau; en CRP non-responders.
Het prospectieve cohort telde 40 CRP non-responders, 39 CRP responders, en 29 CRP flare-responders. De mediane progressievrije overleving in de drie groepen was 2,4 versus 8,1 versus 14,3 maanden (p<0,001) en de mediane overall survival was 6,6 versus 18,6 versus 32,9 maanden (p<0,001). CRP-flare voorspelde de werkzaamheid al vier weken na start van de behandeling. Deze resultaten werden gevalideerd in het onafhankelijke retrospectieve cohort.
De onderzoekers concluderen dat CRP-flare respons voorspellend was voor werkzaamheid van anti-PD-1 therapie voor NSCLC.
1.Klümper N, Saal J, Berner F et al. C reactive protein flare predicts response to checkpoint inhibitor treatment in non-small cell lung cancer. J ImmunoTher Cancer 2022; epub ahead of print
Summary: Two studies in Germany and Switzerland found that in patients with NSCLC, CRP flare predicte response to anti-PD-1 monotherapy and survival.