De
multinationale fase 3 INTRIGUE studie randomiseerde volwassen patiënten met gevorderde
gastro-intestinale stromale tumor (GIST) met ziekteprogressie op of
intolerantie voor imatinib naar ripretinib 150 mg eenmaal daags of sunitinib 50
mg eenmaal daags. In de primaire analyse was de progressievrije overleving met
ripretinib niet superieur aan sunitinib. In eerdere studies is gezien dat
ripretinib en sunitinib differentiële activiteit hadden op basis van de exonlocatie
van KIT-mutaties. Post-hoc ctDNA-analyse
van INTRIGUE-deelnemers heeft de impact van locatie van KIT-mutaties op de resultaten onderzocht. Dr. Sebastian Bauer
(Universiteit van Duisburg-Essen, Duitsland) en collega’s publiceren de analyse in Nature Medicine.1
De analyse
includeerde 362 INTRIGUE-patiënten. De onderzoekers analyseerden baseline
perifeer bloed met een 74-gen ctDNA next-generation sequencing panel. De
analyse liet zien dat er twee mutueel-exclusieve populaties waren met
differentiële behandelingseffecten. De figuur laat zien dat patiënten met alleen KIT exon 11 + 13/14 mutaties betere progressievrije overleving
hadden met sunitinib dan met ripretinib (mediaan 15,0 versus 4,0 maanden;
p=0,0005) terwijl patiënten met alleen KIT exon 11 + 17/18 mutaties betere PFS
hadden met ripretinib dan met sunitinib (mediaan 14,2 versus 1,5 maanden;
p<0,0001).
De
onderzoekers concluderen dat de analyse suggereert dat onder patiënten met
gevorderde GIST ctDNA-analyse de voorspelling van werkzaamheid van ripretinib
en sunitinib kan verbeteren.
1.Heinrich
MC, Jones RL, George S et al. Ripretinib
versus sunitinib in gastrointestinal stromal tumor: ctDNA biomarker analysis of
the phase 3 INTRIGUE trial. Nature Med 2024;023-02734-5
Summary: Post-hoc analysis of baseline ctDNA of phase 3 INTRIGUE patients found two mutually
exclusive KIT mutations populations with differential treatment effects with
ripretinib versus sunitinib.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)