Dr. Hanna
Eriksson (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s hebben een studie
uitgevoerd van prognostische factoren en ziektespecifieke overleving na de
diagnose cutaan maligne melanoom (CMM) in allochtone en autochtone inwoners van
Zweden. De uitkomsten van de studie worden vandaag online gepubliceerd in het International Journal of Cancer.1
De analyses hebben betrekking op 27.235 patiënten met een diagnose primair invasief
CMM tussen 1990 en 2007, die zijn gevolgd tot eind 2013.
Na correctie
voor mogelijke confounders hadden eerste-generatie immigranten uit Zuid-Europa
significant vaker gevorderd-stadium ziekte dan autochtone Zweden: stadium II
versus I OR 2,37 (95%-bti 1,61-3,50); stadium III/IV versus I OR 2,40 (95%-bti
1,08-5,37). In een subgroep van immigranten uit voormalig Joegoslavië vergeleken
met autochtone Zweden waren de ORs van stadium II-IV versus I significant
verhoogd in zowel mannen (OR 1,9; 95%-bti 1,1-3,3) als vrouwen (OR 4,8; 95%-bti 2,6-9,1). De CMM-specifieke overleving
was in vrouwen in deze subgroep significant slechter dan in autochtone Zweedse
vrouwen (HR 2,2; 95%-bti 1,1-4,2), en dit verschil verdween na verdere
correctie voor ziektestadium. Er waren geen verschillen in CMM-overleving
tussen tweede-generatie allochtonen en autochtone Zweden.
De
onderzoekers concluderen dat secundaire preventie vereist kan zijn om de
CMM-prognose in specifieke groepen te verbeteren.
1.Simberg-Danell C, Lyth J, Mȧnsson-Brahme
E et al. Prognostic factors and disease-specific survival among immigrants
diagnosed with cutaneous malignant melanoma in Sweden. Int J Cancer 2016; epub
ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)