
De retrospectieve studie is gebaseerd op gegevens in een borstkankerregister, een geneesmiddelen-voorschriftenregister, door patiënten beantwoorde vragenlijsten, en CYPD26-genotypering van 1309 patiënten die tamoxifen kregen voor mammacarcinoom dat was gediagnostiseerd tussen begin 2005 en eind 2012. Op basis van de genotypering werden de patiënten gecategoriseerd als slecht-, intermediair-, normaal-, of ultrasnel-CYP2D6 metabolizers. De zes-maands discontinuering van tamoxifen in deze vier groepen was 7,1%; 7,6%; 6,7%; en 18,8%. Discontinuering van tamoxifen was
geassocieerd met verhoogde mammacarcinoom-specifieke mortaliteit. De relatie tussen CYP2D6 metabolizer status was U-vormig, met gecorrigeerd HR 2,59 (95%-bti 1,01-6,67) voor slecht; HR 1,48 (95%-bti 0,72-3,05) voor intermediair; HR 1 (referentie) voor normaal; en HR 4,52 (95%-bti 1,42-14,37) voor ultrasnel metabolizers.
De onderzoekers concluderen dat onder mammacarcinoompatiënten die standaard-dosering tamoxifen kregen zowel de slecht- als de ultrasnel-CYP2D6 metabolizers een slechtere prognose hadden dan de normaal-CYP2D6 metabolizers.
1.He W, Grassmann F, Eriksson M et al. CYP2D6 genotype predicts tamoxifen discontinuation and prognosis in patients with breast cancer. J Clin Oncol 2019; epub ahead of print
Summary: A study in Sweden found that both poor and ultrarapid CYP2D6 metabolizers of tamoxifen have a worse prognosis of standard dose tamoxifen treated breast cancer compared with normal metabolizers. This U-shaped association might call for individualized tamoxifen dosage. Discontinuation of therapy was associated with increased breast cancer mortality.