
De onderzoekers voerden 16S-ribosomaal RNA-profilering uit van de darm-microbiota in faecesmonsters van 541 patiënten (discovery set n=271; validation set n=270) die tussen 2009 en 2016 bij Sloan Kettering waren opgenomen voor alloHCT. De patiënten stonden tenminste één faecesmonster af tussen nul en eenentwintig dagen na een eerste transplantatie. Ze werden twee jaar gevolgd voor relapse. De onderzoekers bestudeerden de associatie van relapse/ziekteprogressie met abundantie van crOTU (cluster of related operationa taxonomic units) 1614, die vooral leden van de familie van Eubacteriaceae omvat, met name Eubacterium limosum.
De figuur (DRI: disease risk index) laat zien dat hogere abundantie van crOTU 1614 geassocieerd was met lager risico van relapse/ziekteprogressie (HR 0,82 per tienvoudige toename van de abundantie; p=0,009). De associatie werd zowel gezien voor aanwezighed versus afwezigheid van crOTU 1614, als bij analyse volgens tertielen van de abundantie. De twee/jaars cumulatieve incidentie van relapse-progressie was 19,8% in patiënten zonder en 33,8% in patiënten met deze groep bacteriën in de darm (p=0,01).
De onderzoekers concluderen dat ze associaties hebben gevonden tussen abundantie van een groep bacteriën in de darmflora en het risico van relapse/progressie na alloHCT. Deze bacteriegroep kan wellicht worden gebruikt als biomarker of als therapeutisch target.
1.Peled JU, Devlin SM, Staffas A et al. Intestinal microbiota and relapse after hematopoietic-cell transplantation. J Clin Oncol 2017; epub ahead of print