
De analyse includeerde 5237 vrouwen met stadium I tot en met III mammacarcinoom. OCAM werd gedefinieerd als homeopathische middelen, vitamenen/mineralen, of kruiden/voedingssupplementen. OCAM-gebruik werd gerapporteerd door 23,0% van de patiënten (49,3% op het moment van de diagnose en 50,9% na de diagnose), vooral homeopathische middelen (65,4%). Meer-intensieve CRF (bepaald met EORTC QLQ-C30) was geassocieerd met OCAM-gebruik op het moment van diagnose (per toename met 10 punten OR 1,05; 95%-bti 1,01-1,09) en na de diagnose (1,04; 1,01-1,09) vergeleken met geen OCAM-gebruik. Gebruik van OCAM op het moment van diagnose was geassocieerd met hogere leeftijd (per toename met vijf jaar OR 1,09; 95%-bti 1,04-1,14), hoger opleidingsniveau (college versus primair onderwijs: 1,80; 1,27-2,55). Gebruik van OCAM na de diagnose was geassocieerd met hoger inkomen (meer dan EUR 3000 per maand versus minder dan EUR 1500 per maand 1,44; 1,02-2,03), en krijgen van chemotherapie (versus niet 1,32; 1,04-1,68).
De onderzoekers concluderen dat 23% van de patiënten OCAM gebruikten, en dat ernstigere CRF geassocieerd was met het gebruik. Oudere, meer-opgeleide, en rijkere patiënten alsmede patiënten die chemotherapie kregen rapporteerden meer OCAM-gebruik.
1.Lapidari P, Djehal N, Havas J et al. Determinants of use of oral complementary-alternative medicine among women with early breast cancer: a focus on cancer-related fatigue. Breast Cancer Res Treat 2021; epub ahead of print
Summary: Analysis of the cohort of the French multicenter prospective CANTO study found that one in four early breast cancer patients reported use of oral complementary and alternative medication. More severe CRF was consistently associated with OCAM-use. Older, better educated, wealthier and chemotherapy-receiving patients were more to OCAM use.