Wilms’
tumoren in Britse kinderen zijn bij diagnose gemiddeld groter en in een meer
gevorderd stadium dan in Duitse kinderen. Dit blijkt uit een onderzoek door prof.
Kathy Pritchard-Jones (University College London) en collega’s van NKI-AVL en
Saarland Universität. De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in Archives of Disease in Childhood.1 De onderzoekers
vergeleken kinderen in
het Verenigd Koninkrijk (n=616) en Duitsland (n=951) die tussen 2002 en 2011 de
diagnose Wilms’ tumor kregen.
Stadium 1-ziekte
bij diagnose werd gezien in 55,1% in Duitsland versus 35,6% in het VK. Stadium
4-ziekte bij diagnose werd gezien in 15,6% in Duitsland versus 18% in het VK. Deze
stadiumdistributie was significant verschillend (p<0,001). Het gemiddelde
tumorvolume bij diagnose was 381,8 ml in Duitsland versus 572 ml in het VK
(p<0,001). Er was ook een gering (ongeveer 3%) verschil tussen beide landen in overall survival en gebeurtenisvrije
overleving.
In het
Verenigd Koninkrijk fungeert de huisarts net als in Nederland als ‘poortwachter’
van de gezondheidszorg. In Duitsland en sommige andere Europese landen kan de patiënt
direct bij een specialist terecht. De onderzoekers stellen dat het systeem van
eerstelijns gezondheidszorg in het Verenigd Koninkrijk minder geschikt is voor
het opsporen van een abdominale massa in een kind met geen of vage klachten.
Dit zou de uitkomsten van de studie kunnen verklaren.
1.Pritchard-Jones K, Graf N, van Tinteren H, Craft
A. Evidence for a delay in diagnosis of Wilms’ tumour in the UK compared with
Germany: implications for primary care for children. Arch Dis Child 2016; epub
ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)