Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Eerstelijns obinutuzumab- versus rituximab-gebaseerde inductie en onderhoud voor folliculair lymfoom

(0)2016-12-06 13:45   ( Nieuws )

Tags

FL  

Dr. Robert MarcusDe standaardzorg voor patiënten met gevorderd stadium symptomatisch folliculair lymfoom (FL) is inductie met rituximab (R) plus chemotherapie gevolgd door R-onderhoud. Deze behandeling resulteert in een mediane progressievrije overleving van 6 tot 8 jaar en een mediane overall survival van 12 tot 15 jaar. FL is echter incurabel, en in de meeste patiënten wordt uiteindelijk recidief gezien. In dertig procent van de patiënten treedt recidief op binnen drie jaar, geassocieerd met slechte prognose. Obinutuzumab (G) is een anti-CD20 monoklonaal antilichaam met veelbelovende activiteit en manageable toxiciteit in iNHL. De fase 3-studie GALLIUM vergeleek R-chemotherapie gevolgd door R-onderhoud met G-chemotherapie gevolgd door G-onderhoud als eerstelijns therapie voor recidiverend FL of marginale zone lymfoom (MZL). Dr. Robert Marcus (King’s College Hospital, Londen) presenteerde op de ASH Annual Meeting in San Diego uitkomsten van GALLIUM in de FL-patiënten.1

De chemotherapie was bendamustine in 57% van de patiënten, CHOP in 33,1% en CVP in 9,8%. Het type chemotherapie was gelijkelijk verdeeld over de R-chemo arm (n=601) en de G-chemo armm (n=601). Ook de distributie van de ziektestadia en FLIPI-categorieën over de beide armen was goed gebalanceerd. Deze figuur toont de belangrijkste uitkomsten van de studie. Na mediane follow-up van 34,5 maanden was er in de G-chemo arm vergeleken met de R-chemo arm een 34% lager risico van progressie of overlijden (HR 0,66; p=0,001). De mediane PFS was in beide armen nog niet bereikt; maar als op basis van eerdere studies mag worden aangenomen dat de mediane PFS in de R-chemo arm zes jaar is, dan schatten de onderzoekers dat de mediane PFS in de G-chemo arm uitkomt op negen jaar. Op het moment van de nu gepresenteerde analyse waren 35 patiënten in de G-chemo arm (5,5%) en 46 patiënten in de R-chemo arm (8,7%) overleden (HR voor OS 0,75; p=0,210; nog niet matuur). G-chemo had een hogere frequentie van graad 3-5 adverse events (74,6%) dan R-chemo (67,8%). Er was geen significant verschil tussen beide armen in graad 5-AEs (4,0% versus 3,4%) of discontinuering wegens AEs (16,3% versus 14,2%).

De onderzoekers concluderen dat G- vergeleken met R-gebaseerde immuunochemotherapie gevolgd door onderhoud resulteerde in klinisch relevante verbetering van de PFS, ten koste van een hogere frequentie van bijwerkingen.

1.Marcus RE et al. ASH Annual Meeting 2016; abstr. 6

Commentaren


Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Nog geen commentaren