Aanbevelingen
van behandelaars hebben een sterke invloed op de keus van vrouwen voor of tegen
deelname aan screening op mammacarcinoom. Met name in de Verenigde Staten wordt
meer dan strikt noodzakelijk gebruik gemaakt van deze screening, en richtlijnen
bevelen aan dat behandelaars streven naar terugdringen van overmatige
screening. Er zijn aanwijzingen dat de adherentie van behandelaars aan deze richtlijnen
niet optimaal is. De USA-brede Breast
Cancer Social Networks study (CanSNET) is opgezet om te onderzoeken of er
een associatie is tussen ervaringen van behandelaars met mammacarcinoom in hun
eigen netwerk en hun advies met betrekking tot de screening. Dr. Craig Pollack
(Johns Hopkins School of Medicine, Baltimore MD) en collega’s publiceren de studie online in JAMA Internal Medicine.1
De
onderzoekers stuurden vragenlijsten naar tweeduizend primary care physicians die at random waren gekozen uit de leden
van de American Medical Association.
Ze kregen 871 beantwoorde vragenlijsten retour (gecorrigeerde response rate 52,3%). De respondenten
beantwoordden vragen over maximaal twee vrouwen uit hun persoonlijke netwerk
(één patiënte en één familielid/vriendin) die waren gediagnostiseerd met
mammacarcinoom, en wier ervaringen de ‘grootste impact’ op de respondent hadden
gehad. De ervaringen van de patiënten werden gecategoriseerd als (1)
gediagnostiseerd bij screening; goede prognose; (2) niet gediagnostiseerd bij
screening, goede prognose; (3) gediagnostiseerd bij screening, slechte prognose;
(4) niet gediagnostiseerd bij screening, slechte prognose; en (5) screening
en/of prognose niet bekend. De behandelaars gaven ook informatie over hun
advies aan hun patiënten met betrekking tot deelname aan screening.
Van de 871
respondenten hadden 23 geen sociaal netwerk of geen mammacarcinoompatiënten in
het netwerk. Van de overige 848 respondenten (461 mannen; 54,4%) waren 379
huisarts, 246 internist, en 223 gynecoloog. Ze rapporteerden over 1631 leden
van sociale netwerken (771 patiënten; 381 familieleden, 474 anderen; 5
onbekend). Van de 1631 vrouwen met mammacarcinoom hadden 305 een slechte
prognose, en meer dan de helft van deze vrouwen (n=163) waren niet
gediagnostiseerd bij screening.
Respondenten
met tenminste één lid van het sociale netwerk met slechte prognose en niet
gediagnostiseerd bij screening hadden een significant hogere waarschijnlijkheid
routinematige screening aan te bevelen vergeleken met respondenten zonder een
lid van het sociale netwerk in deze categorie: voor vrouwen in de leeftijd van
veertig tot vijfenveertig jaar 92,7% versus 85,6% (p=0,009), en voor vrouwen in
de leeftijd van vijfenzeventig jaar en ouder 84,0% versus 68,3% (p<0,001).
De associatie tussen ervaringen en screeningsaanbeveling varieerde niet met het
type lid van het sociale netwerk (patiënt of familielid).
De
onderzoekers concluderen dat artsen in hun aanbevelingen met betrekking tot
mammacarcinoomscreening worden beïnvloed door ervaringen in hun persoonlijk
netwerk.
1. Pollack CE, Radhakrishnan A, Parker AM et al.
Association between physicians’ experiences with members of their social
network and efforts to reduce breast cancer screening. JAMA Int Med 2017; epub
ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)