
De prospectieve studie includeerde 55 vrouwen met HR-positief MBC. De onderzoekers isoleerden CTCs en ontwikkelden een high-sensitivity methode voor detectie van ESR1-mutaties in deze CTCs. In 22% van de patiënten werden mono- en oligoklonale ESR1-mutaties gedetecteerd. In patiënten met voldoende plasmamonsters voor extractie van ctDNA werden parallel ESR1-mutaties in ctDNA geanalyseerd. De CTC- en ctDNA-mutatiestatus waren concordant in 95% van de patiënten. Ontwikkeling van ESR1-mutaties in CTCs en ctDNA was gecorreleerd met zowel de tijd tot metastatische relapse en de duur van aromataseremmer (AI)-therapie na dit recidief. Aanwezigheid van een ESR1-mutatie vergeleken met ESR1-wildtype was geassocieerd met kortere progressievrije overleving met AI-gebaseerde therapie (p=0,0006) maar niet met andere typen therapie (p=0,73).
De onderzoekers concluderen dat bloed-gebaseerde seriële monitoring van ESR1-mutaties de keus van behandeling van patiënten met ER-positief MBC kan geleiden.
1.Sundaresan TK, Dubash TD, Zheng Z et al. Evaluation of endocrine resistance using ESR1 genotyping of circulating tumor cells and plasma DNA. Breast Cancer Res Treat 2021; epub ahead of print
Summary: A prospective cohort study found that detection of ESR1 mutations in CTCs and/or ctDNA of patients with HR-positive metastatic breast cancer, compared with ESR1 wild-type, was associated with shorter progression-free survival on AI-based therapies but not on other therapies.