De deelnemers werden 2:1 gerandomiseerd naar lenalidomide 25 mg oraal op dag 1 tot en met 21 iedere 28 dagen tot progressie van de ziekte (n=170) of monotherapie behandelaarskeus uit rituximab, gemcitabine, fludarabine, chlorambucil of cytarabine (n-84). De randomisatie was gestratificeerd volgens tijd sinds diagnose, tijd sinds laatste anti-lymfoombehandeling, en eerdere stamceltransplantatie.
Het primaire eindpunt van de studie was progressievrije overleving. Met een mediane follow-up van 15,9 maanden was de mediane PFS 8,7 maanden met lenalidomide versus 5,2 maanden met investigator’s choice (HR 0,61; p=0,004). De meest-gerapporteerde graad 3-4 bijwerkingen waren neutropenie (44% van de patiënten met lenalidomide versus 34% met investigator’s choice) zonder toegenomen risico van infectie, trombocytopenie (18% versus 28%), leukopenie (8% versus 11%) en anemie (8% versus 6%).
De onderzoekers concluderen dat patiënten met recidiverend of refractair MCL die geen kandidaat zijn voor intensieve chemotherapie of stamceltransplantatie, langere PFS hebben met lenalidomide dan met investigator’s choice monotherapie, met een hanteerbaar veiligheidsprofiel.
1.Trnĕnŷ M, Lamy T, Walewski J et al. Lenalidomide versus investigator’s choice in relapsed of refractory mantle cell lymphoma (MVL-002; SPRTING): a phase 2, randomised, multicentre trial. Lancet Oncol 2016; epub ahead of print