
CONVERT werd uitgevoerd in 73 centra in acht landen. De deelnemers waren volwassen patiënten met beperkt-stadium SCLC, ECOG performance status 0-2, en adequate longfunctie. Ze kregen vier tot zes drie-weekse cycli chemotherapie (cisplatine-etoposide) en werden gerandomiseerd naar 45 Gy in dertig tweemaal-daagse fracties (van 1,5 Gy) over negentien dagen (n=274) of 66 Gy in drieëndertig eenmaal-daagse fracties (2 Gy) over vijfenveertig dagen (n=274). De RT begon in beide armen op dag 22 na het begin van de CT. Het primaire eindpunt van de studie was overall survival. Een OS-verschil van 12% na twee jaar was het geprespecificeerde superioriteitscriterium voor het eenmaal-daagse over het tweemaal-daagse schema.
De follow-up was mediaan 45 maanden. De mediane OS was 30 maanden in de tweemaal-daagse arm versus 25 maanden in de eenmaal-daagse arm (HR voor overlijden in de eenmaal-daagse arm 1,18; p=0,14). De twee-jaars OS was 56% in de tweemaal-daagse arm versus 51% in de eenmaal-daagse arm. Het meest-gerapporteerde graad 3 en 4 adverse event was neutropenie (74% versus 65%); het optreden van andere toxiciteiten verschilde niet tussen beide armen. Elf patiënten overleden aan behandelings-gerelateerde oorzaken (drie in de tweemaal-daagse arm en acht in de eenmaal-daagse arm).
De onderzoekers concluderen dat de OS-uitkomsten niet verschilden tussen beide armen, en dat ook de toxiciteit vergelijkbaar was (en lager dan verwacht). De studie was echter opgezet om superioriteit van de eenmaal-daagse RT aan te tonen, en had niet voldoende statistisch vermogen om equivalentie van beide regimes te demonstreren. De implicatie is dat tweemaal-daagse RT in deze setting de standaard van zorg dient te blijven.
1. Faivre-Finn C, Snee M, Ashcroft L et al. Concurrent once-daily versus twice-daily chemoradiotherapy in patients with limited-stage small-cell lung cancer (CONVERT): an open-label, phase 3, randomised, superiority trial. Lancet Oncol 2017; epub ahead of print