Dr. Ying
Wang (American Cancer Society, Atlanta GA) en collega’s hebben een analyse
uitgevoerd van de associaties tussen fysieke activiteit voor of na de diagnose
prostaatcarcinoom en de prostaatcarcinoomspecifieke activiteit (PCSM). Wang
presenteerde de uitkomsten van de analyse op de AACR Annual Meeting in New Orleans.1 De analyse is
gebaseerd op gegevens van deelnemers van het Nutrition Cohort van de Cancer
Prevention Study II. Bij inclusie in het cohort in 1992 of 1993 gaven de
deelnemers onder meer informatie over hun gebruikelijke recreationele fysieke
activiteit en de tijd die ze zittend doorbrachten.
Tussen
inclusie en juni 2011 werd niet-metastatisch prostaatcarcinoom gediagnostiseerd
in 10.067 deelnemers, en tussen inclusie en december 2012 overleden 600
deelnemers aan prostaatcarcinoom. Vergeleken met fysieke activiteit van minder
dan 3,5 MET-uren per week recreationele fysieke activiteit was 17,5 MET-uren
per week (equivalent aan 5 uur wandelen) geassocieerd met 30% lagere PCSM (HR
0,70; 95%-bti 0,54-0,92) voor prediagnostische activiteit en met 34% lagere
PCSM (HR 0,66; 95%-bti 0,46-0,93) voor postdiagnostische activiteit. Onder
mannen met wandelen als enige vorm van recreationele fysieke activiteit was
prediagnostisch vier uur of meer wandelen per week geassocieerd met lagere PCSM
(voor vier tot zeven uur per week HR 0,65; voor meer dan zeven uur HR 0,60);
postdiagnostisch alleen wandelen was niet geassocieerd met PCSM. Voor tijd die
zittend werd doorgebracht werd geen associatie met PCSM gezien.
Wang
concludeert dat hogere fysieke activiteit voor en na de diagnose geassocieerd
was met betere prognose in mannen met niet-metastatisch prostaatcarcinoom.
1.Wang Y et al. AACR 2016;
abstr. 1736
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)