RAS-BRAF wildtype en HER2/MET-negatief metastatisch
colorectaalcarcinoom vertoont frequent respons op anti-EGFR monoklonale
antilichamen, maar vrijwel altijd treedt na verloop van tijd verworven
resistentie op. Tot de bekende resistentiemechanismen behoren ontstaan van mutaties
in KRAS, NRAS, EGFR, en HER2/MET. Dit is gezien in
retrospectieve studies van afzonderlijke mutaties. Dr. Filippo Pietrantonio
(Istituto Nationale dei Tumori, Milaan) en collega’s hebben een prospectieve
studie uitgevoerd van het ontstaan van resistentiemutaties in mCRC-patiënten
die anti-EGFR antilichamen kregen. De studie is online gepubliceerd in Clinical
Cancer Research.1
Deelnemers
aan de studie waren tweeëntwintig patiënten met RAS-BRAF wildtype HER2/MET-negatief
mCRC dat progresssie vertoonde na aanvankelijke respons op anti-EGFR-therapie.
De patiënten ondergingen een nieuwe biopsie. De onderzoekers voerden next-generation sequencing en SISH/IHC
analyses uit in zowel gearchiveerde tumormonsters als de post-progressiemonsters,
en ze bepaalden circulerend tumor (ct)DNA in gematchte plasmamonsters. Uit de analyses
blijkt dat RAS-mutaties en HER2/MET-amplificatie de meest frequente
resistentiemechanismen waren . BRAF-
en EGFR-mutaties werden minder vaak
gezien. De onderzoekers zagen tegelijkertijd voorkomen van verschillende
resistentiemechanismen, zowel binnen laesies als tussen laesies. De
gecombineerde analyse van weefsel- en bloed (ctDNA) uitkomsten liet een complexe
klonale evolutie zien die in gang werd gezet door EGFR-blokkade.
De
onderzoekers concluderen dat doorbreken van deze heterogene resistentiemechanismen
tegen targeted therapy voor mCRC
extreem uitdagend zal zijn.
1.Pietrantoinio
F, Vernieri C, Siravegna G et al. Heterogenity of acquired resitance to anti-EGFR
monoclonal antibodies in
patients with metastatic colorectal cancer. Clin Cancer Res 2016; epub ahead of
print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)