
De studie werd uitgevoerd in veertien centra in vier landen. Tussen begin 2010 en eind 2015 kregen in de centra ongeveer 12.000 patiënten ICI-therapie voor maligniteiten, onder wie 102 met vooraf-bestaande IBD. Van deze 102 patiënten kregen 17 CTLA-4 gerichte therapie en 85 PD-1 of PD-L1 gerichte therapie. De helft van de patiënten had de ziekte van Crohn, en de andere helft ulceratieve colitis. De mediane tijd tussen de laatste actieve IBD-episode en het begin van de immuuntherapie was 5 jaar (IQR 3-12). Drieënveertig patiënten werden niet behandeld voor IBD.
GI-bijwerkingen werden gezien in 41% van de IBD-patiënten, vergeleken met 11% van de niet-IBD controlepatiënten in de deelnemende centra (p<0,001). De GI-bijwerkingen in de IBD-patiënten werden gezien mediaan 62 dagen (IQR 33-123) dagen na start van de ICI-therapie. Tot deze bijwerkingen behoorden graad 3 of 4 diarree in 21% van de patiënten. In vier patiënten trad colonperforatie op, waarvoor twee patiënten chirurgie moesten ondergaan. De figuur toont de prevalentie van GI-irAEs in subgroepen. Anti-CTLA-4 therapie was geassocieerd met hoger risico van GI-bijwerkingen dan anti-PD/(L)1 therapie in univariate analyse (OR 3,19; p=0,037) maar niet in multivariate analyse (p=0,058).
De onderzoekers concluderen dat vooraf-bestaande IBD geassocieerd was met verhoging van het risico van ernstige GI-bijwerkingen in patiënten die ICI-therapie ondergingen.
1.Abu-Sbeih H, Faleck DM, Ricciuiti B et al. Immune checkpoint inhibitor therapy in patients with preexisting inflammatory bowel disease. J Clin Oncol 2019; epub ahead of print
Summary: A multinational retrospective study found that preexisting inflammatory bowel disease was associated with increased risk of severe GI adverse events in patients treated with immune checkpoint inhibitors.