
Deze figuur vat de studie samen. De studie includeerde 826 patiënten die tussen begin 2016 en begin 2018 ICI-therapie kregen bij MD Anderson (51,6% anti-PD-(L)1; 32% anti-CTLA4; 16,5% combinatie). IMDC werd gezien in 52,5% van de patiënten, mediaan 8 weken na de start van de ICI-therapie. Onder de patiënten waren er 569 (68,9%) die antibiotica kregen. Gebruik van antibiotica was geassocieerd met verlaagde incidentie van IMDC, maar ook met frequente hospitalisatie en opname op de intensieve-zorgafdeling als IMDC toch optrad. Vergeleken met patiënten die uitsluitend voor de start van ICI antibiotica kegen, hadden patiënten met antibioticatherapie na de start van ICI vaker immuunsuppressieve therapie en hospitalisatie voor IMDC. Met name antibiotica met activiteit onder anaerobe omstandigheden (51% van de regimes in de studie) waren geassocieerd met deze adverse events.
De onderzoekers concluderen dat antibioticatherapie beschermde tegen ontstaan van IMDC, maar dat antibioticatherapie, met name anaeroob werkzame antibiotica, na start van ICI-therapie geassocieerd was met verhoogd risico van ernstige IMDC.
1.Abu-Sbeih H, Herrera LN, Tang T et al. Impact of antibiotic therapy on the development and response to treatment of immune checkpoint inhibitor-mediated diarrhea and colitis. J ImmunoTher Cancer 2019;7:242
Summary: A study at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that antibiotic therapy was protective against onset of immune checkpoint inhibitor-mediated diarrhea and colitis (IMDC), but use of antibiotics (especially those with anaerobic activity) after ICI therapy was associated with increased risk of severe IMDC.