
De onderzoekers identificeerden in de National Cancer Data Base 5030 patiënten die definitieve radiotherapie ondergingen vanwege een diagnose T1-2N1 orofarynx-, larynx- of hypofarynxcarcinoom tussen 2004 en 2013. Van deze patiënten kreeg 68% CCRT. De mediane follow-up was 56,8 maanden. Het gebruik van CCRT nam toe tijdens de studieperiode, van 53% in 2004 tot 78% in 2012 (p<0,001). CCRT, vergeleken met alleen RT, was geassocieerd met betere overall survival, zowel in multivariate analyse (HR 0,80; p<0,001) als in propensity score-gecorrigeerde analyse met vijf-jaars OS 63,5% voor CCRT versus 55,6% voor alleen RT (p<0,001). In subgroepanalyses werd in de meerderheid van de subgroepen profijt van CCRT boven RT gezien, met het sterkste verschil tussen beide modaliteiten in de patiënten met orofarynxcarcinoom (HR 0,74; p<0,001).
De onderzoekers concluderen dat de analyse laat zien dat CCRT vergeleken met alleen RT geassocieerd is met betere overleving in patiënten met T1-2N1 HNSCC.
1.Zumsteg ZS, Kim S, David JM et al. Impact of concomitant chemoradiation on survival for patients with T1-2N1 head and neck cancer. Cancer 2016; epub ahead of print