
De prospectieve Sister Study wordt uitgevoerd in een cohort van 50.884 zusters van mammacarcinoompatiënten. De deelneemsters waren bij inclusie in de studie 35 tot 75 jaar oud. Ze rapporteerden bij inclusie onder meer hun georganiseerde sportieve/inspanningsactiviteit tijdens hun kinder- en tienerjaren (leeftijd vijf tot twintig jaar) en niet-gestructureerde fysieke activiteit op de leeftijd van tien en zestien jaar. Tijdens gemiddeld 6,4 jaar follow-up werd in 2416 deelneemsters mammacarcinoom gediagnostiseerd. Deelname aan zeven of meer uren per week sport op de leeftijd van vijf tot twinitg jaar vergeleken met minder dan één uur per week was geassocieerd met 25% verlaagd risico van mammacarcinoom tijdens de follow-up (HR 0,75; 95%-bti 0,57-0,99). Zeven of meer uren per week niet-gestructureerde activiteit versus minder dan één uur per week op leeftijd zestien jaar, maar niet leeftijd tien ajar, was geassocieerd met 19% verlaagd risico van mammacarcinoom tijdens de follow-up (HR 0,81; 95%-bti 0,70-0,95). De associaties waren het meest uitgesproken voor ER-positieve tumoren. De correlatie tussen fysieke activiteit tijdens de jeugd en tijdens de volwassen levensjaren was laag (r=0,1), dus het is niet waarschijnlijk dat de associaties verklaard kunnen worden uit recente activiteit.
De onderzoekers concluderen dat hogere niveaus van fysieke activiteit op de leeftijd vijf tot twintig jaar geassocieerd zijn met verlaging van het risico van mammacarcinoom later in het leven. De vroege levensjaren zijn wellicht een window of susceptibility voor de ontwikkeling van mammacarcinoom.
1.Niehoff NM, White AJ, Sandler DP. Childhood and teenage physical activity and breast cancer risk. Breast Cancer Res Treat 2017; epub ahead of print