Veneuze
trombo-embolie (VTE) is een bekende complicatie van maligniteiten. Een retrospectieve
studie van de University of Virginia (Charlottesville) heeft incidentie,
risicofactoren, management, en uitkomsten van VTE in patiënten met primair CNS
lymfoom (PCNSL) geïnventariseerd. Prof. David Schiff en collega’s publiceren de
studie in het Journal of Neuro-Oncology.1
De studie
includeerde 78 PCNSL-patiënten die tussen begin 2002 en eind 2019 in
Charlottesville behandeld werden. VTE werd gezien in 24 patiënten (31%), onder
wie 10 met diepe veneuze trombose, 9 met geïsoleerde pulmonaire embolie, en 5
met beide. De mediane tijd tussen de PCNSL-diagnose en VTE was 2 maanden.
Factoren die geassocieerd waren met verhoogd risico van VTE waren eerdere VTE
(p<0,001), loopstoornis (p=0,034), hemoglobineconcentratie lager dan 10 g/dl
(p=0,025), en geschiedenis van diabetes mellitus (p=0,007). De patiënten werden
behandeld met heparine of LMWH, en sommige patiënten kregen warfarine en DOACs.
Zes patiënten ontwikkelden recidiverend VTE, onder wie vier tijdens de
anticoagulatiebehandeling.
De
onderzoekers concluderen dat PCNSL-patiënten een hoog risico van VTE hebben.
Geschiedenis van VTE, diabetes mellitus, loopstoornis, en laag
hemoglobinegehalte zijn mogelijk risicofactoren van VTE in deze patiënten.
1.Saito M, Wages NA, Schiff D.
Incidence, risk factors, and management of venous thromboembolism in patients
with primary CNS lymphoma. J Neuro-Oncol 2021; epub ahead of print
Summary: A retrospective study at the University of Virginia found that patients with
primary CNS lymphoma were at high risk of venous thromboembolism (24 of 78
patients; 31%), most of which accrued in the first few months after PCNSL diagnosis.
History of VTE, diabetes mellitus, impaired ambulatory status, and hemoglobin
< 10 mg/dl were associated with increased VTE risk. Anticoagulation
prevented recurrent VTE in most patients without intracranial bleeding.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)