
In de database identificeerden de onderzoekers 321 mammacarcinomen in 257 vrouwen met geschiedenis van radiotherapie voor HL voor de leeftijd van 31 jaar gediagnostiseerd tussen begin 1990 en eind 2016 (BC-HL groep). De mediane leeftijd op het moment van de HL-diagnose was 22 jaar (IQR 18-26) en de BC-diagnose kwam in vrijwel alle patiënten in de BC-HL groep (97,7%) acht jaar of langer na de radiotherapie. Zesenvijftig patiënten (21,8%) in de BC-HL groep hadden bilateraal BC. Vergeleken met vrouwen met BC zonder eerdere maligniteit (BC-NPM groep) waren de vrouwen met BC-HL jonger (gemiddeld 43 versus 60 jaar; p<0,001) en hadden lagere waarschijnlijkheid van presentatie met DCIS (8,4% versus 14,9%; p=0,001). In voor leeftijd gecorrigeerde analyse hadden vrouwen in de BC-HL groep vergeleken met de BC-NPM groep vaker kleinere tumoren (≤ 2 cm; OR 1,64; 95%-bti 1,25-2,15) en upper outer quadrant tumoren (OR 1,37; 95%-bti 1,04-1,81). In een subset-analyse van 102 vrouwen met bekende biologisch-subtypestatus was er geen statistisch significant verschil in distributie van biologische subtypen tussen BC-HL en BC-NPM (p=0,16).
De onderzoekers concluderen dat BC in vrouwen met geschiedenis van radiotherapie voor HL gekenmerkt wordt door eerdere presentatie, hoewel de meeste BC ER-positief blijven en vroeg-stadium ziekte hebben bij presentatie.
1.Wong SM, Ajjamada L, Weiss AC et al. Clinicopathologic features of breast cancers diagnosed in women treated with prior radiation therapy for Hodgkin lymphoma: results from a population-based cohort. Cancer 2021; epub ahead of print
Summary: Analysis of the SEER-database found that breast cancers in women who previously received radiation therapy for Hodgkin lymphoma are characterized by earlier onset disease, although most remain estrogen receptor-positive and have early stage disease at presentation.