In de NCDB voor de periode van begin 2010 tot en met eind 2016 identificeerden de onderzoekers 8479 patiënten met één van de drie histologietypen (gemiddelde leeftijd 62,6 jaar; SD 14.3; 99,48% vrouwen). MetC was het meest-voorkomende type in het cohort (81%) gevolgd door ACC (16%) en MedC (3%). MedC was geassocieerd met presentatie op jongere leeftijd (mediaan 53 jaar; IQR 45-62), vergeleken met 62 jaar (53-72) voor ACC en 63 jaar (52-74) voor MetC. Het percentage tumoren met triple-negatieve immuunhistochemie liep uiteen van 22,4% voor MedC en 48,1% voor ACC tot 53,0% voor MetC. Patiënten met ACC kregen minder frequent radiotherapie en chemotherapie dan patiënten met MedC of MetC. De vijf-jaars OS was superieur voor MedC (91,7%) en ACC (88,4%) vergeleken met MetC (63,1%). Factoren geassocieerd met slechte prognose van MetC waren gevorderd stadium, longmetastase, hogere leeftijd, en niet krijgen van chemotherapie of radiotherapie.
De onderzoekers concluderen dat MedC de meest voorkomende zeldzame histologie was en dat MetC de slechtste uitkomsten had.
1.Elimimian EB, Samuel TA, Liang H et al. Clinical and demographic factors, treatment patterns, and overall survival associated with rare triple-negative breast carcinomas in the US. JAMA Network Open 2021;4:e214123