
In 173 van de patiënten (54,6%) werd de BRAFV600E-mutatie gezien. De symptomen van de ziekte waren ernstiger in patiënten met de mutatie dan in patiënten met BRAF-wildtype (p<0,001). Patiënten met de mutatie maakten 87,8% uit (43 van 49) van de patiënten met multisysteem LCH met orgaanbetrokkenheid (lever, milt, hematologie); 68,8% (35 van 51) van de patiënten met multisysteem LCH zonder orgaanbetrokkenheid; 43,9% (86 van 196) van de patiënten met single-system LCH; en 42,1% (8 van 19) van de patiënten met longbetrokken LCH. De mutatie was ook geassocieerd met orgaanbetrokkenheid die kon leiden tot permanente irreversibele schade, zoals neurologische (75%) en hypofyse-schade (72%). Vergeleken met patiënten met wildtype BRAF hadden patiënten met BRAFV600E vaker resistentie tegen behandeling met vinblastine plus corticosteroïden (3,3% versus 21,9%; p=0,001), een hogere vijf-jaars reactivering (28,1% versus 42,8%; p=0,006), en meer permanente consequenties van de ziekte of de behandeling(27,9% versus 12,6%; p=0,001).
De onderzoekers concluderen dat in kinderen met LCH de BRAFV600E-mutatie geassocieerd is met hoog-risico kenmerken. De impact van BRAF-remmers in deze patiëntengroep verdient bestudering.
1.Héritier S, Emile J-F, Barkaoui M-A et al. BRAF mutation correlates with high-risk Langerhans cell histiocytosis and increased resistance to first-line therapy. J Clin Oncol 2016; epub ahead of print