
In de National Cancer Database identificeerden de onderzoekers 2243 patiënten met een diagnose T1N0M0 SCCAC tussen begin 2004 en eind 2012, die ten tijde van de diagnose achttien tot en met tachtig jaar oud waren. Van deze patiënten werden er 503 met alleen lokale excisie behandeld (22,4%; gemiddelde leeftijd 54,5 jaar; 47,7% mannen; 83,3% blank) en kregen 1740 chemoradiotherapie (77,6%; gemiddelde leeftijd 57,0 jaar; 32,3% mannen; 88,9% blank). Onder de patiënten die chemoradiotherapie kregen waren er twaalf die vervolgens abdominoperineale resectie ondergingen. Tijdens de studieperiode was er een statistisch significante toename van gebruik van lokale excisie, van 17,3% in 2004 naar 30,8% in 2012 (p<0,001). Deze toename werd gezien in groep patiënten met primaire tumoren kleiner dan 1 cm en in de groep patiënten met primaire tumoren tussen 1 cm en 2 cm. De vijf-jaars overall survival bedroeg 85,3% in de groep patiënten met lokale excisie en 86,8% in de groep patiënten met chemoradiotherapie (p=0,93). Deze resultaten bleven robuust na stratificatie naar tumorgrootte en na exclusie van de patiënten die na chemoradiotherapie alsnog excisie hadden ondergaan.
De onderzoekers concluderen dat gebruik van alleen lokale excisie voor T1N0M0 in de loop van de tijd is toegenomen, zonder statistisch significante verslechtering van OS.
1. Chai CY, Cao HT, Awas S et al. Management of stage I squamous cell carcinoma of the anal canal. JAMA Surg 2017; epub ahead of print