
De onderzoekers voerden een retrospectieve studie uit in een cohort van 243 Amerikaanse veteranen met DLBCL dat werd behandeld met cyclofosfamide, docorubicine, vincristine en prednison met of zonder rituximab. Ze bepaalden met CT de gehalten van spier, subcutaan vet en visceraal vet. Uit de analyses blijkt dat de hoeveelheid spierweefsel tijdens de behandeling afnam en vervolgens weer toenam tot 24 maanden na de behandeling de uitgangswaarde bereikt was. Subcutaan vet name tijden de behandeling toe met 6,5% (95%-bti 2,6 tot 10,5%) en nam in de 24 maanden na de behandeling verder toe met 21,4% (95%-bti 15,7 tot 27,2%). Visceraal vet nam tijdens de behandeling toe met 4,5% (95%-bti -0,9 tot 9,9%) en nam in de 24 maanden na de behandeling toe met 21,6% (95%-bti 14,8 tot 28,4%).
Variabelen die geassocieerd waren met lange-termijn ontwikkeling van sarcopenie waren sarcopie bij aanvang van de behandeling (OR 17,21), leeftijd hoger dan zestig jaar (OR 2,93), en meer dan 5% gewichtsverlies tijdens de behandeling (OR 2,40). Meer dan 5% gewichtstoename tijdens de behandeling was geassocieerd met lange-termijn viscerale vettoename (OR 4,60).
De onderzoekers concluderen dat DLBCL-overlevers ongunstige lange-termijn veranderingen in lichaamssamenstelling ondergaan. Klinische risicofactoren identificeren patiënten met verhoogd risico van sarcopenie of viscerale obesitas. Deze patiënten zijn kandidaten voor leefstijlinterventie.
1.Xiao DY, Luo S, O’Brian K et al. Longitudinal body composition changes in diffuse large B-cell lymphoma survivors: a retrospective cohort study of United States veterans. J Natl Cancer Inst 2016; epub ahead of print