De
behandeling van kleine (T1a/b) mammacarcinomen is gebaseerd op retrospectieve
analyse, en de impact van intrinsiek tumorsubtype op de uitkomst is niet
duidelijk. Dr. Atanas Ignatov (Otto von Guericke Universität, Magdeburg) en
collega’s hebben een prospectieve studie uitgevoerd van behandeling en
uitkomsten van kleine mammatumoren van verschillende subtypen. Ze publiceren de
studie vandaag online in Breast Cancer
Research and Treatment.1
De studie werd
uitgevoerd in een cohort van 1008 patiënten die tussen 2003 en 2012 behandeld
werden voor T1a/b mammacarcinoom. Van 919 patiënten was het tumorsubtype
bekend: luminal A n=408 (44,4%), luminal B n=246 (26,8%), HER2-verrijkt n-183
(19,9%) en TNBC n=82 (8,9%). Driehonderdvijf patiënten (34,2%) kregen systemische
behandeling. De patiënten die systemisch behandeld werden waren jonger en
hadden een hogere waarschijnlijkheid van lymfekliermetastase, hogere
tumorgraad, negatieve HR-status, en positieve HER2-status.
De mediane follow-up was 6,5 jaar. Patiënten
met luminal A-tumoren hadden de beste overleving, die verbeterde met
systemische behandeling. De overleving
van patiënten met luminal B-, HER2-verrijkte, en TNBC-tumoren verbeterde door
systemische behandeling. Het effect van systemische behandeling was significant
in patiënten met luminal B-tumoren (p=0,040) en HER2-verrijkte tumoren
(p=0,016). Het behandelingseffect van systemische therapie voor HER2-verrijkte
tumoren bleef ook significant na correctie voor andere prognostische factoren
(HR 0,43; p=0,047). Tumorgrootte was niet geassocieerd met de overleving en
behandelingskeuze.
De
onderzoekers concluderen dat de behandelingskeuze voor T1a/b mammacarcinomen
dient te worden gebaseerd op biologisch subtype, en niet op tumorgrootte of
lymfeklierstatus.
1.Ignatov
T, Eggemann J, Burger E et al. Management of small T1a/b breast cancer by tumor subtype. Breast Cancer
Res Treat 2017; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)