
Na de eerste inductiekuur (C1) werden responsen gecategoriseerd als resistente ziekte (RD), partiële remissie (PR), en complete remissie (CR) of complete remissie met absoluut neutrofielgetal < 1000/μl of trombocytopenie < 100.000/μl (CRi), waarbij CR en CRi onderscheiden werden door MFC-MRD in MRD+ en MRD-. Patiënten zonder hoog-risicofactoren kregen een tweede daunorubicine/cytosine arabinoside inductie; patiënten met hoog-risicofactoren kregen een geïntensiveerde tweede inductiekuur (C2).
De vijf-jaars overall survival was 27% na RD, 46% na PR, 51% na MRD+, en 70% na MRD- (p<0,001). In gecorrigeerde analyses waren er significante OS-verschillen voor RD versus PR/MRD+ maar niet voor PR versus MRD+. CRi versus CR na C1 was geassocieerd met verlaagde OS in MRD+ (19% versus 45%; p=0,001) met een kleiner effect na C2. Het prognostisch effect van C2 MFC-MRD status (voor relapse HR 1,88; p<0,001; voor OS HR 1,77; p<0,001) bleef significant na correctie voor C1-respons. MRD-positiviteit was minder onderscheidend in patiënten met ongunstig risico. In patiënten in de NPM1-wildtype standaard-risicogroep was C2 MRD+ versus MRD- significant geassocieerd met slechtere uitkomsten (voor OS 33% versus 63%; p=0,003). Patiënten met MRD+ hadden meer profijt van transplantatie dan patiënten met MRD-.
De onderzoekers concluderen dat MFC-MRD stratificatie van patiënten kan verbeteren door de definitie van partiële respons na eerste inductie te herdefiniëren, en kan bijdragen aan het identificeren van standaard-risico patiënten die kunnen profiteren van transplantatie in eerste complete remissie.
1.Freeman SD, Hills RK, Virgo P et al. Measurable residual disease at induction redefines partial response in acute myeloid leukemia and stratifies outcomes in patients at standard risk without NPM1 mutations. J Clin Oncol 2018; epub ahead of print