
In de literatuur tot en met juli 2019 vonden de onderzoekers twintig voor het onderwerp relevante studies (zeventien cohortstudies, twee nested patiënt-controlestudies, en één klinische studie). In meta-analyse was hoogste vergeleken met laagste categorie van inname van totaal voedingsvezel geassocieerd met 8% lager BC-risico (RR 0,92; 95%-bti 0,88-0,95; heterogeniteit I2 12,6%). Ook inname van oplosbaar vezel was invers geassocieerd met het risico (RR 0,90;95%-bti 0,84-0,96; I2 12,6%), en er was een trend van inverse associatie tussen inname van niet-oplosbaar voedingsvezel en het risico (RR 0,93; 95%-bti 0,86-1,00; I2 33,4%). Hoge inname van voedingsvezel was geassocieerd met lager risico van premenopauzaal BC (RR 0,82; 95%-bti 0,67-0,99; I2 35,2%) en van postmenopauzaal BC (RR 0,91; 95%-bti 0,88-0,95; I2 0%). Er waren niet-significant inverse associaties tussen vezelinname en risico van verschillende BC-typen.
De onderzoekers concluderen dat hoge inname van totaal- en oplosbaar voedingsvezel geassocieerd was met verlaagd risico van premenopauzaal en postmenopauzaal mammacarcinoom.
1.Farvid MS, Spence ND, Holmes MD, Barnett JB. Fiber consumption and breast cancer incidence: a systematic review and meta-analysis of prospective studies. Cancer 2020; epub ahead of print
Summary: A systematic review and meta-analysis of the literature through July 2019 (17 cohort trials, 2 nested case-control trials, 1 clinical trial) found that high intake of total fiber as well as soluble fiber was associated with reduced risk of both premenopausal and postmenopausal breast cancer.