MRI-surveillance
kan het risico van mammacarcinoom onder vrouwen met een pathogene variant (PV)
in BRCA1 of BRCA2 verlagen. De associatie tussen MRI-surveillance en
mammacarcinoom-specifieke mortaliteit (BCSM) is nog niet duidelijk. Een
multinationale prospectieve studie heeft deze associatie geïnventariseerd.
Prof. Jan Lubinski (Pomeriaanse Medische Universiteit, Szczecin, Polen) en
collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1
De studie
includeerde tussen begin 1995 en eind 2015 vrouwen met een BRCA1/2 PV vastgesteld in 59 centra in elf landen. De gemiddelde
leeftijd bij inclusie was 41,2 jaar (range 30-69). Geschiedenis van
mammacarcinoom, eerdere MRI-screening, en bilaterale mastectomie waren exclusiecriteria.
De vrouwen werden gevolgd vanaf de leeftijd 30 jaar (of de datum van inclusie)
tot leeftijd 75 jaar, laatste follow-up, of overlijden aan mammacarcinoom.
Onder de
2448 geïncludeerde vrouwen waren er 2004 met een BRCA1 PV en 484 met een BRCA2
PV. Tenminste één screening MRI werd gerapporteerd door 1756 deelnemers
(70,6%). Na gemiddeld 9,2 jaar follow-up was mammacarcinoom gediagnostiseerd in
344 deelnemers (13,8%) en waren 35 vrouwen (1,4%) aan mammacarcinoom overleden.
De figuur laat zien dat MRI-screening geassocieerd was met verlaagde BCSM. De
leeftijds-gecorrigeerde HRs voor BCSM geassocieerd met MRI-surveillance waren
0,20 (p<0,001) voor vrouwen met BRCA1
PVs en 0,87 (p=0,93) voor vrouwen met BRCA2
PVs.
De
onderzoekers concluderen dat onder vrouwen met een BRCA1 pathogene variant, MRI-surveillance geassocieerd was met
significant verlaagd BCSM.
1.Lubinski
J, Kotsopoulos J, Moller P et al. MRI surveillance and breast cancer mortality in women with BRCA1 and
BRCA2 sequence variations. JAMA Oncol 2024; epub ahead of print
Summary: A multinational prospective study found that among women with BRCA1
pathogenic variant, MRI surveillance was associated with reduced breast cancer
mortality risk.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)