Dr. Patricio
Polanco (University of Texas, Dallas) en collega’s hebben een studie uitgevoerd
van overall survival na verschillende
behandelingen voor vroeg-stadium pancreaskop adenocarcinoom. De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in het Journal of Clinical Oncology.1 In de National Cancer Data Base
identificeerden de onderzoekers 15.237 patiënten die tussen 2006 en 2013
resectie ondergingen voor stadium I of II pancreascarcinoom, onder wie 2110 die
voorafgaand aan de resectie neoadjuvante therapie kregen (NAT).
De
onderzoekers voerden een propensity score-gematchte analyse uit van 2005
patiënten in de NAT-groep en 6015 patiënten in de groep met upfront resectie
(UR). De mediane OS in de NAT-groep was 26 maanden; de mediane OS in de UR-groep
was 21 maanden (HR 0,72; p<0,01). Patiënten in de UR-groep hadden hoger
pathologisch T-stadium (pT3 en T4 86% versus 73%; p<0,01), hoger percentage
met lymfeklierpositiviteit (73% versus 48%; p<0,01), en hoger percentage met
positieve resectiemarges (24% versus 17%; p<0,01). De NAT-groep had ook
betere OS dan de subgroep UR-patiënten die adjuvante therapie kregen
(gecorrigeerd HR 0,83; 95%-bti 0,73-0,89).
De
onderzoekers concluderen dat NAT gevolgd door resectie geassocieerd is met
significant overlevingsvoordeel vergeleken met UR in vroeg-stadium
pancreascarcinoom.
1.Mokdad
AA, Minter RM, Zhu H et al. Neoadjuvant
therapy followed by resection versus upfront resection for resectable
pancreatic cancer: a propensity score matched analysis. J Clin Oncol 2016; epub
ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)