Er is geen duidelijkheid over de waarde van neoadjuvante chemotherapie voor resectabel maligne mesothelioom van de pleura (MPM). Een analyse van de National Cancer Database in combinatie met een studie in een cohort van patiënten van Duke University Medical Center (Durham NC) heeft de overlevingsimpact onderzocht van neoadjuvante chemotherapie voor MPM. Dr. David Harpole (Duke) en collega’s publiceren de resultaten online in het Journal of the National Cancer Institute.¹

De studie in Durham includeerde 257 patiënten die tussen begin 1995 en eind 2017 resectie met curatieve intentie ondergingen. Vergeleken met onmiddellijke resectie was resectie na neoadjuvante chemotherapie geassocieerd met vergelijkbare overall survival maar met verhoogd risico van post-resectie mortaliteit, zowel in niet-gematchte analyse (HR 1,85; 95%-bti 1,21-2,83) als in propensity-matched analysis (HR 1,62; 95%-bti 1,03-2,55). In de NCDB identificeerden de onderzoekers 1949 patiënten die tussen begin 2004 en eind 2015 resectie ondergingen voor MPM: 1597 (81,9%) patiënten ondergingen onmiddellijke resectie en 352 (18,1%) kregen eerst neoadjuvante chemotherapie. Ook in dit cohort was de post-resectie overleving slechter na neoadjuvante chemotherapie dan na onmiddellijke resectie, zowel in niet-gematchte (HR 1,85; 95%-bti 1,21-2,83) als in propensiteit-gematchte (HR 1,29; 95%-bti 1,06-1,57) analyse.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvante chemotherapie voor MPM geassocieerd was met verslechtering van de overleving.

1.Voigt SL, Raman V, Jawitz OK et al. The role of neoadjuvant chemotherapy in patients with resectable malignant pleural mesothelioma – an institutional and national analysis. J Natl Cancer Inst 2020; epub ahead of print

Summary: A study at Duke University Medical Center and an analysis of the National Cancer Database found that neoadjuvant chemotherapy for resectable malignant pleural mesothelioma, compared with immediate resection, was associated with worse post-resection survival .