Er is geen
duidelijkheid over de correlatie van de pathologische respons en de radiologische
respons na preoperatieve behandeling met de uitkomst van chirurgisch behandelde
patiënten met myxofibrosarcoom (MPS) of niet-gedifferentieerd pleiomorf sarcoom
(UPS). Een retrospectieve studie van het Istituto Nazionale dei Tumori (Milaan)
heeft deze correlatie geïnventariseerd onder patiënten met MPS of UPS van de
extremiteiten of borstwand. Prof. Alessandro Gronchi en collega’s publiceren de
studie in Cancer.1
De studie
includeerde alle 233 achtereenvolgende patiënten met primair gelokaliseerd MFS
of UPS van extremiteit of borstwand die tussen begin 2005 en eind 2021 in het
instituut neoadjuvante chemotherapie (NACT; n=46), neoadjuvante radiotherapie
(NART; n=99), of neoadjuvant chemotherapie plus radiotherapie (NACT-RT; n=88)
kregen. Het percentage residuele zichtbare tumor (VT%) in het chirurgisch
specimen in deze drie groepen was 5% of lager in 28,2% respectievelijk 24,2% en
45,4%. De percentages met RECIST partiële respons in de drie groepen waren
29,7% respectievelijk 22,7% en 26,1%, en de percentages met RECIST stabiele
ziekte waren 48,6% respectievelijk 60,8% en 68,2%. Onder de NACT-patiënten was
er een trend van betere overleving met VT% 5% of lager, terwijl er geen
significante verschillen waren in overleving tussen patiënten met RECIST
partiële respons en stabiele ziekte. Onder de NART- en NACT-RT patiënten was
VT% niet geasscieerd met overleving, terwijl RECIST respons wel geassocieerd
was met de overleving.
De
onderzoekers concluderen dat onder patiënten met gelokaliseerd MPS of UPS die
NACT kregen, VT% meer relevant was voor de uitkomst dan reductie van de
tumoromnvang, terwijl het omgekeerde het geval was na NART of NACT-RT.
1.Danieli M, Barretta F, Radaelli S et
al. Pathological and radiological response following neoadjuvant treatments in
primary localized resectable myxofibrosarcoma and undifferentiated pleomorphic
sarcoma of the extremities and trunk wall. Cancer 2023; epub ahead of print
Summary: A retrospective study in Italy found
that in primary localized resectable myxofibrosarcoma and undifferentiated
pleomorphic sarcoma of the extremities and trunk wall treated with neoadjuvant
therapies, residual visible tumor was more relevant for the outcome than size
reduction after neoadjuvant chemotherapy, whereas the opposite was the case
with neoadjuvant radiotherapy.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)