De analyse heeft betrekking op pathologisch onderzoek van tumoren van 1203 MaBC-patiënten die tussen 1990 en 2010 behandeld werden in 23 centra in negen landen. De mediane follow-up voor overall survival was 7,1 jaar. De meerderheid (85%) van de carcinomen waren ductaal, voornamelijk graad twee (50%). Histologische graad was niet statistisch significant geassocieerd met OS: graad twee versus graad één HR 1,27 (95%-bti 0,95-1,70); graad drie versus graad één HR 1,39 (95%-bti 1,00-1,93). De mitoseactiviteitsindex, een van de componenten van grading, was wel invers geassocieerd met OS (per één eenheid van de MAI HR 1,02; p=0,006). Andere factoren die geassocieerd waren met slechtere OS waren aanwezigheid van fibrotisch focus (HR 1,39; p=0,004), en lage dichtheid van tumorinfiltrerende lymfocyten (matig versus minimaal HR 0,71; 95%-bti 0,49-1,03; en mild versus minimaal HR 0,68; 95%-bti 0,53-0,87). In HER2-positieve carcinomen was de dichtheid van tumorinfiltrerende lymfocyten hoger dan in luminale HER2-negatieve subtypen. Voor recidiefvrije overleving werden vergelijkbare associaties gezien als voor OS.
De onderzoekers concluderen dat in MaBC in tegenstelling tot FeBC histologische graad overall niet statistisch significant geassocieerd was met de uitkomst, hoewel MAI sterk geassocieerd was met de uitkomst. Fibrotisch focus en beperkte tumorinfiltratie door lymfocyten waren in MaBC net als in FeBC geassocieerd met ongunstige uitkomst.
1.EBCC 2016, abstr. 7