
Tussen 2011 en 2014 werden 149 deelneemsters gerandomiseerd naar CF-WBI (50 Gy in 25 fracties plus een tumor bed boost) en 138 naar HF-WBI (42,65 Gy in 16 fracties plus een tumor bed boost). Bij aanvang en zes maanden, één jaar, twee jaar en drie jaar na de radiotherapie werden patiënt-gerapporteerde uitkomsten bepaald met de Breast Cancer Treatment Outome Scale, de Functional Assessment of Cancer Therapy-Breast, en de Body Image Scale. Op dezelfde tijdstippen werden de behandelaar-beoordeelde cosmetische uitkomsten geïnventariseerd. Deze figuur toont het verloop van de patiënt-gerapporteerde uitkomsten. Op het tijdstip twee jaar was de FACT-Breast score matig maar statistisch significant beter voor HF-WBI dan voor CF-WBI (p=0,02); verder waren er geen opvallende verschillen. In multivariate analyse na correctie voor tijd en baseline waarden was behandelarm niet geassocieerd met longitudinale uitkomsten. De BCTOS functionele status en pijn verbeterden in de loop van de tijd. Ook de behandelaar-beoordeelde cosmetische uitkomsten verschilden niet significant tussen beide armen. Tot op heden zijn geen opvallende verschillen in overleving tussen de armen gezien; de patiënten worden nog gevolgd.
De onderzoekers concluderen dat er geen belangrijke verschillen zijn in uitkomsten tussen HF-WBI en CF-WBI na borstsparende chirurgie voor stadium 0 tot II mammacarcinoom.
1.Swanick CW, Lei X, Shaitelman SF et al. Longitudinal analysis of patient-reported outcomes and cosmesis in a randomized trial of conventionally fractionated versus hypofractionated whole-breast irradiation. Cancer 2016; epub ahead of print