De periode voorafgaand aan het stellen van een
sarcoomdiagnose kan worden onderverdeeld in een patiëntinterval, tussen de
eerste symptomen en het consulteren van een behandelaar, en een diagnostisch
interval, tussen het eerste consult en het stellen van de diagnose. Een
diagnostisch interval van één maand of langer wordt op basis van de Nederlandse
klinische richtlijnen beschouwd als verlengd, en een diagnostisch interval van
drie maanden of langer als zeer lang. Een cross-sectionele analyse in het
cohort van de Nederlandse SURVSARC-studie heeft de intervallen
geïnventariseerd. Dr. Olga Husson (NKI) en collega’s publiceren de analyse in Cancer.1
De analyse
includeerde volwassen patiënten twee tot tien jaar na de diagnose. De patiënten
beantwoordden een vragenlijst of hun interval. Onder de 1099 respondenten
(responspercentage 58%) rapporteerde 60% een patiëntinterval van één maand of
langer, en 36% een patiëntinterval drie maanden of langer. Risicofactoren voor
een zeer lang patiëntinterval waren sarcoom van de huid of de pelvis,
liposarcoom, en rhabdomyosarcoom, terwijl stadium III-ziekte geassocieerd was
met korter patiëntinterval. Het diagnostisch interval was één maand of langer
voor 55% van de patiënten en drie maanden of langer voor 28%. Risicofactoren
voor zeer lang diagnostisch interval waren vrouwelijk geslacht, leeftijd jonger
dan 70 jaar, enf synoviaal carcoom of chordoom.
De
onderzoekers concluderen dat patiëntintervallen en diagnostische intervallen
verlengd waren in een aanzienlijk percentage van de Nederlandse overlevers van
sarcoom.
1.Soomers VLMN, Husson O, Desar IME et
al. Patient and diagnostic intervals of survivors of sarcoma: results from the
SURVSARC study. Cancer 2020; epub ahead of print
Summary: A cross-sectional analysis in the Dutch
SURVSARC study cohort found that patient
and diagnostic interval lengths were prolonged in a substantial percentage of
sarcoma patients.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)