Dr. Stephen
Hodi (Dana-Farber Cancer Institute, Boston) en collega’s hebben een analyse
uitgevoerd van patronen en klinisch beloop van pneumonitis in patiënten die
werden behandeld met PD-1 remmer voor gevorderde maligniteiten. De uitkomsten van de analyse zijn online gepubliceerd in Clinical Cancer Research.1
De analyse
is gebaseerd op gegevens van deelnemers aan tien studies van nivolumab. Van de
170 deelnemers ontwikkelden er twintig pneumonitis (tien met melanoom, zes met
lymfoom en vier met longcarcinoom). Vijf van deze patiënten kregen nivolumab
monotherapie en vijftien combinatietherapie. De mediane tijd tussen start van
de therapie en de pneumonitis-diagnose was 2,6 maanden. Het radiografisch
patroon was cryptogene organiserende pneumonitis (COP) in dertien patiënten,
niet-specificieke interstitiële pneumonitis (NSIP) in drie, hypersensitiviteit
pneumonitits (HP) in twee, en acute interstitiële pneumonitis/ acute respiratory distress syndrome (AIP/ARDS)
in twee. AIP/ARDS was mediaan graad 3, COP mediaan graad 2, en NSIP en HP
mediaan graad 1.
Zeventien
van twintig patiënten kregen corticosteroïden; drie kregen ook infliximab.
Zeven patiënten herstartten nivolumab; twee van deze zeven ontwikkelden opnieuw
pneumonitis en werden succesvol opnieuw behandeld met corticosteroïden. Een van
de patiënten maakte na voltooiing van de corticosteroïdenbehandeling een
pneumonitis-flare door zonder herbehandeling met nivolumab.
De
onderzoekers concluderen dat PD-1 remmer-gerelateerde pneumonitis een spectrum
van radiografische patronen heeft laten zien, waarvan COP het meest
voorkwam. De meeste patiënten werden
succesvol behandeld met corticosteroïden.
1.Nishino M, Ramaiya NH, Awad MM et
al. PD-1 inhibitor-related pneumonitis in advanced cancer patients:
radiographic patterns and clinicial course. Clin Cancer Res 2016; epub ahead of
print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)