De
werkzaamheid van PARP-remmer monotherapie voor vroeg-stadium mammacarcinoom in
patiënten met een BRCA-mutatie is tot op heden niet beschreven. Dr. Jennifer
Litton (MD Anderson Cancer Center, Houston) presenteert vandaag op de Annual Meeting van ESMO in Kopenhagen
uitkomsten van een dergelijke pilot-studie.1 Bij het ontwerpen van
de studie ging Litton ervan uit dat er twee jaar nodig zou zijn om twintig
patiënten te includeren, maar na acht maanden waren reeds dertien patiënten
bereid gevonden deel te nemen, en de uitkomsten waren dermate overtuigend dat
de studie gestopt is.
Inclusiecriteria
waren nieuw-gediagnostiseerde ziekte, tumor groter dan één cm, en kiemlijn
BRCA-mutatie. Patiënten met HER2-positieve tumoren werden geëxcludeerd. De
dertien patiënten (tien met een BRCA1-mutatie; drie met een BRCA2-mutatie)
hadden een mediane leeftijd van veertig jaar (range 25 tot 55 jaar). Acht
hadden hormoonreceptor-negatieve, vier hormoonreceptor-positieve, en één
metaplastische ziekte.Twee hadden klinisch stadium II, negen klinisch stadium
II, en twee klinisch stadium I mammacarcinoom. Ze kregen twee maanden
neoadjuvant talazoparib, waarna in alle dertien patiënten respons werd gezien.
De gemiddelde afname van het tumorvolume bedroeg 78% (range 30-98%). Talazoparib
werd goed verdragen; er waren geen graad 4-toxiciteiten. In slechts één patiënt
moest de dosering verlaagd worden, wegens graad 3-neutropenie. Gebruikelijke
bijwerkingen waren neutropenie (n=11), anemie (n=8), misselijkheid (n=7),
duizeligheid (n=8), en vermoeidheid (n=8); alle graad 1 met uitzondering van
neutropenie (graad 2 n=4; graad 3 n=3) en graad 2 anemie of trombocytopenie (beide
n=1).
Na de
PARP-remmer kregen de patiënten
chemotherapie gevolgd door chirurgie. In geen van de patiënten zijn
problemen gezien met de transitie naar chemotherapie. Inmiddels is een nieuwe
studie gestart waarin twintig patiënten voorafgaand aan de chirurgie alleen
neoadjuvant talazoparib krijgen.
De
onderzoekers concluderen dat neoadjuvant talazoparib goede werkzaamheid heeft
laten zien in vroeg-stadium mammacarcinoompatiënten met een BRCA-mutatie.
1.Litton JK et al. ESMO 2016; abstr. 153PD
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)