
Deelnemers aan de COG AAML0531-studie waren patiënten met nieuw-gediagnostiseerd AML, die werden gerandomiseerd naar standaard chemotherapie (NoGO arm; n=408) of chemotherapie met twee doses GO tijdens inductie en een dosis GO tijdens intensificatie (GO-arm; n=408). Het rs12459419-genotype was CC in 415 patiënten (51%), CT in 316 patiënten (39%), en TT in 85 patiënten (10%), met een minor allele frequency van 30%. Het T-allel was significant geassocieerd met hogere niveaus van het D2-CD33 transcript (p<1,0 E-6) en met lagere diagnostische CD33-intensiteit of het oppervlak van de leukemische cellen. Onder patiënten met het CC-genotype werd in de GO-arm significant minder relapse gezien dan in de No-GO arm (26% versus 49%; p<0,001). Onder patiënten met het CT- of TT-genotype had GO-behandeling geen effect op het risico van relapse (39% versus 40%; p=0,85). Patiënten met het CC-genotype hadden een hogere ziektevrije overleving in de GO-arm dan in de No-GO arm; dit profijt van toevoeging van GO aan de behandeling werd niet gezien in de patiënten met het CT- of TT-genotype.
De onderzoekers concluderen dat patiënten met het CC-genotype in rs12459419 substantiële respons op GO laten zien. Dit genotype is een potentiële biomarker voor de selectie van patiënten met mogelijk profijt van GO.
1.Lamba JK, Chauhan L, Shin M et al. CD33 splicing polymorphism determines gemtuzumab ozogamicin respsonse in de novo acute myeloid leukemia: Report from randomized phase III Children’s Oncology Group trial AAML0531. J Clin Oncol 2017; epub ahead of print