
De analyse includeerde 1266 vrouwen met een diagnose eerste primair mammacarcinoom in 1996 en 1997, met beschikbare informatie over prediagnostisch aspirinegebruik. In perifeer-bloedmonsters bepaalden de onderzoekers LINE-1 algemene DNA-methylering en promotermethylering van dertien mammacarcinoom-gerelateerde genen. Tijdens de follow-up tot eind 2014 overleden 476 deelneemsters, onder wie 202 aan mammacarcinoom. De all-cuase mortaliteit was verhoogd onder aspirinegebruiksters met gemethyleerde promoter van BRCA1 (HR 1,67; 95%-bti 1,26-2,22) maar niet onder aspirinegebruiksters met niet-gemethyleerde promoter van BRCA1 (HR 0,99; 95%-bti 0,67-1,45). De mammacarcinoom-specifieke mortaliteit was verlaagd onder aspirinegebruiksters met niet-gemethyleerde promoter van BRCA1 (HR 0,60), PR (HR 0,78), en algemene LINE-1 hypermethylering (HR 0,63) hoewel voor deze associaties de 95%-betrouwbaarheids intervallen de nul omvatten.
De onderzoekers concluderen dat de analyse laat zien dat epigenetische veranderingen van invloed zijn op de associatie tussen prediagnostisch aspirinegebruik en mortaliteit na een diagnose mammacarcinoom.
1.Wang T, McCullough LE, White AJ et al. Prediagnosis aspirin use, DNA methylation, and mortality after breast cancer: a population-based study. Cancer 2019; epub ahead of print
Summary: An analysis in the cohort of the Long Island Breast Cancer Study found that all-cause mortality was elevated among aspirin users who had methylated promoter of BRCA1 (HR 1.67; 95% CI 1.26-2.22) but not among aspirin users with unmethylated promoter of BRCA1 (HR 0.00; 95% CI 0.67-1.45). Decreased breast cancer-specific mortality was observed among aspirin users who had unmethylated promoter of BRCA1 (HR 0.60) and PR (HR 0.78) and global hypermethylation of LINE-1 (HR 0.63) although the 95% CIs included the null.