
Na gemiddeld 9,48 jaar follow-up (range 0,59 tot 20,32 jaar) waren 655 van de patiënten overleden aan EOC (46%). Pariteit was geassocieerd met significant 29% verlaagde mortaliteit vergeleken met nullipariteit (HR 0,71; p=0,01). Ooit gebruik van oestrogeen-bevattende HRT was invers geassocieerd met de mortaliteit (HR 0,79; p=0,06; volgens de onderzoekers ‘borderline significant’). Geschiedenis van het roken van sigaretten was geassocieerd met verhoogd risico van overlijden aan EOC (HR 1,25; p=0,04). Vrouwen met een hoger cumulatief aantal ovulatorische cycli hadden een verlaagd risico van overlijden aan EOC (HR 0,63; p=0,02). Toename van de body mass index vijf jaar voor de diagnose was geassocieerd met een verhoogde EOC-specifieke mortaliteit (HR 1,17; p=0,0007).
De onderzoekers concluderen dat ze verscheidene prediagnostische factoren hebben geïdentificeerd die geassocieerd zijn met de overleving na een EOC-diagnose.
1.Kim SJ, Rosen B, Fan I et al. Epidemiologic factors that predict long-term survival following a diagnosis of epithelial ovarian cancer. Br J Cancer 2017; epub ahead of print