De
sterk-gevasculariseerde hersentumor glioblastoom (GBM) zou een ideaal target
kunnen zijn voor anti-angiogene therapie, hoewel in klinische studies van het
VEGF-antilichaam bevacizumab voor GBM tot op heden alleen een effect op de
progressievrije overleving is gezien. Een retrospectieve studie van GBM-patiënten
van Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York) heeft de predictieve
waarde onderzocht van subtypen volgens de The
Cancer Genome Atlas (TGCA)-klassering voor bevacizumab-behandeling van
recidiverend GBM. Prof. Viviane Tabar en collega’s publiceren de studie online in het Journal of
Neuro-Oncology.1
De studie
includeerde 80 patiënten die tussen begin 2006 en eind 2014 in New York
bevacizumab kregen voor recidiverend GBM. De behandeling werd voortgezet tot
klinische en radiografische aanwijzingen voor progressie. Patiënten met
klassiek subtype werden significant (p=0,011) kortere tijd met bevacizumab
behandeld (mediaan 2,7 maanden) dan patiënten met mesenchymaal, neuraal, of
proneuraal subtype (5,1 respectievelijk 6,4 en 6,0 maanden). Zowel in
univariate als multivariate analyse waren klassiek subtype en
EGFR-genamplificatie significant geassocieerd met kortere tijd tot progressie.
De
onderzoekers concluderen dat EGFR-genamplificatie en klassiek subtype
ongunstige predictieve factoren zijn voor bevacizumab-behandeld recidiverend
GBM.
1.Hovinga
KE, McCrea HJ, Brennan C et al. EGFR
amplification and classical subtype are associated with a poor response to
bevacizumab in recurrent glioblastoma. J Neruo-Oncol 2019; epub ahead of print
Summary: A retrospective review of MSKCC patients who were treated with bevacizumab for recurrent glioblastoma found
that EGFR gene amplification and classical subtype (TGCA analysis) were
associated with shorter time to progression compared to no EGFR gene amplification
and other subtypes.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)