Neoadjuvante endocriene therapie (NET) bevordert klinische respons en borstsparende therapie in patiënten met HR-positief mammacarcinoom (BC). Een analyse van de National Cancer Database heeft prevalentie en voorspellers van gebruik van adjuvante chemotherapie (CT) na NET in patiënten met cT2-3N0-3M0 HR-positief HER2-negatief BC onderzocht. Prof. Tari King (Dana-Farber Brigham Cancer Center, Boston MA) en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research and Treatment.¹

In de NCDB over de periode begin 2010 tot eind 2017 identificeerden de onderzoekers 3624 patiënten die drie tot twaalf maanden NET kregen voorafgaand aan chirurgie voor cT2-3N0-3M0 HR-positief HER2-negatief BC. Onder deze patiënten waren er 740 (20,4%) die CT kregen. Factoren die in multivariate analyse geassocieerd waren met gebruik van CT waren leeftijd 50 jaar of jonger, lobulaire histologie, graad 2 ziekte, PR-negativiteit, ypT3, ypN+, en 21-gene recurrence score (RS) 18 of hoger. Factoren die geassocieerd waren met omissie van CT waren comorbiditeit, langere duur van NET, ypT4, ypNx, en RS lager dan 18. Onder patiënten met pathologische complete respons na NET kreeg slechts één van dertig patiënten (3,3%) CT, en onder patiënten met ypT1-2N0 residuele ziekte slechts 82 van 1483 (5,5%). Onder patiënten ouder dan 50 jaar met ypT0-3N0-1 residuele ziekte kregen 355 van 2569 (13,8%) CT. Onder 88 van deze patiënten met bekende RS hadden 53 (60%) een RS 25 of lager.

De onderzoekers concluderen dat een minderheid van de patiënten na NET CT krijgt. De keus voor CT wordt gedreven door jeugdigere leeftijd, RS, en pathologische nodale status.

1.Sella T, Kantor O, Weiss A et al. The prevalence and predictors of adjuvant chemotherapy use among patient treated with neoadjuvant endocrine therapy. Breast Cancer Res Treat 2022; epub ahead of print

Summary: Analysis of the National Cancer Database found that after neoadjuvant endocrine therapy for cT2-3N0-3M0 HR-positive HER2-negative breast cancer, a minority of the patients (20.4%) received adjuvant chemotherapy. This decision appeared to be driven by younger age, 21-gene recurrence score, and pathological nodal status.