
Deelneemsters waren 82 patiënten met stadium IIIc-IV hooggradig sereus EOC. De onderzoekers bepaalden de expressie van miRNAs in de gepaarde biopten genomen bij initiële laparoscopische evaluatie en bij interval debulking chirurgie na NACT. Er waren 369 miRNAs waarvan de expressie voor NACT significant verschilde van de expressie na NACT. Deze miRNAs waren niet willekeurig verspreid over het genoom, maar waren geclusterd in de families miR-8, miR-199, let-7, miR-30, niR-181, en miR-29. In multivariate analyse waren vier specifieke miRNAs geassocieerd met progressievrije en algemene overleving (p<0,05), en waren drie van deze miRNAs geassocieerd met residueel tumorvolume en platina-vrij interval (p<0,05).
In tumoren van patiënten met kortere PFS en OS, en in tumoren van patiënten met hoge expressie van miR-181a-5p, werd verrijking gezien van P-Smad2, een marker van TGF-β activering. Concomitante expressie van P-Smad2 en miR-181-5p was geassocieerd met significante verschillen in PFS en OS vergeleken met expressie van deze biomarkers afzonderlijk.
De onderzoekers concluderen dat de studie miRNA-families heeft geïdentificeerd met een prognostische rol in de NACT-setting.
1.Petrillo M, Zannoni GF, Beltrame L et al. Identification of high-grade serous ovarian cancer miRNA species associated with survival and drug response in patients receiving neoadjuvant chemotherapy: a retrospective longitudinal analysis using matched tumor biopsies. Ann Oncol 2016; epub ahead of print