
Tijdens de follow-up werd cfEBV DNA gedetecteerd in monsters van 767 patiënten. Onder deze patiënten werd later recidief vastgesteld in 489 patiënten (63,8%). Onder de 1205 patiënten zonder detecteerbaar cfEBV DNA werd in 105 patiënten recidief gezien (8,6%). De sensitiviteit, specificiteit, en accuratesse van cfEBV DNA waren 68,8%, 80,0%, en 78,2% voor lokaal recidief; 80,2%, 80,0%, en 85,9% voor regionaal recidief; en 91,1%, 80,0%, en 92,8% voor afstandsmetastase. De detectie van cfEBV DNA ging mediaan 2,3 maanden (IQR 0,1-9,5) vooraf aan radiologische of klinische evidentie van recidief. Onder de 278 cfEBV DNA-positieve patiënten die geen ziekterecidief ontwikkelden nam het virus DNA-niveau in de bloedmonsters tijdens lange termijn follow-up weer af tot ondetecteerbaar niveau in 227 (81,7%).
De onderzoekers concluderen dat detectie van cfEBV DNA in bloedmonsters van patiënten tijdens surveillance na behandeling voor NPC een vroeg signaal kan zijn van recidief.
1.Chen F-P, Huang X-D, Lv J-W et al. Prognostic potential of liquid biopsy tracking in the posttreatment surveillance of patients with nonmetastatic nasopharyngeal carcinoma. Cancer 2020; epub ahead of print
Summary: A prospective study in China found that, after treatment for nonmetastatic nasopharyngeal carcinoma, appearance of cell-free Epstein-Barr virus DNA in plasma of patients was an early sign of tumor recurrence.