Er zijn
aanwijzingen voor een associatie van geschiedenis van periodontitis, en
aanwezigheid van circulerende antilichamen tegen sommige pathogenen, met het
risico van pancreascarcinoom. Tot op heden zijn er echter geen studies uitgevoerd
van directe associaties tussen orale microben en het pancreascarcinoomrisico.
Dr. Jiyoung Ahn (New York University) en collega’s hebben deze relatie
bestudeerd. De uitkomsten van de analyse zijn online gepubliceerd in Gut.1
De
onderzoekers voerden een patiënt-controlestudie uit in cohorten van twee
prospectieve studies, de American Cancer
Society Prevention Study II en de Prostate,
Lung, Colorectal and Ovarian Cancer Screening Trial van het National Cancer Institute. Bij inclusie
in de studies stonden de deelnemers (onder meer) een mondspoelmonster af. De
onderzoekers bepaalden nu in gearchiveerd materiaal de samenstelling van de
orale microbiota door middel van 16S ribosomaal RNA gene sequencing, voor 361 deelnemers die tijdens de follow-up
prostaatcarcinoom ontwikkeld hadden en voor 371 gematchte controlepersonen. Uit
de analyses blijkt een verhoogd risico van pancreascarcinoom voor dragers van
de orale pathogenen Porphyromonas
gingivalis (OR 1,60; 95%-bti 1,155-2,22) en Aggregatibacter actinomycetemcomitans (OR 2,20; 95%-bti 1,16-4,18).
Fusobacteria en Leptotrichia waren geassocieerd met afname van het risico van
pancreascarcinoom. Deze associaties
bleven significant na exclusie uit de analyses van patiënten met
pancreascarcinoom binnen twee jaar na het nemen van de monsters; hetgeen de
waarschijnlijkheid van reverse causation
verlaagt.
De
onderzoekers concluderen dat de studie suggereert dat orale microbiota een rol
spelen in de etiologie van pancreascarcinoom.
1.Fan
X, Alekseyenko AV,Wu J et al. Human
oral microbiome and prospective risk for pancreatic cancer: a population-based
nested case-control study. Gut 2016; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)