
Deelnemers aan de studie waren 565 patiënten die vanaf 1984 tot 2008 in het Rigshospitalet werden behandeld met BEP voor GCC. Ze ondergingen DLCO-, FEV1-, en FVC-testen. Bij afname van de hemoglobine-gecorrigeerdeerd DLCO met 25% of meer vergeleken met de waarde voor aanvang van de behandeling werd volgens het lokale protocol bleomycine gediscontinueerd. Tijdens de BEP-behandeling overleden vijftien patiënten aan progressieve ziekte of toxiciteit, onder wie één aan bleomycine-geïnduceerde pneumonie.
Na de behandeling was er een significante afname van de hemoglobine-gecorrigeerde DLCO, met rebound tijdens de follow-up. De FEV1 en FVC bleven tijdens de behandeling onveranderd, maar namen tijdens de follow-up significant toe. De International Germ Cell Cancer Collaborative Group (IGCCCG)-prognostische groep, mediastinale primary, pulmonaire metastasen, en roken waren van invloed op de baseline uitslagen van de pulmonaire-functietesten. Pulmonaire chirurgie, pulmonaire embolie, IGCCCG-prognose, en roken waren van invloed op de uitslagen van de testen tijdens de follow-up. Mediastinale primary, pulmonaire metastasen, leeftijd, en doseringen van cisplatine en etoposide waren niet van invloed op de uitslagen van de follow-up testen.
De onderzoekers concluderen dat na vijf jaar follow-up de pulmonaire stoornis van GCC-patiënten die met BEP waren behandeld over het algemeen beperkt was. Uitzonderingen waren patiënten die pulmonaire chirurgie ondergingen, patiënten met pulmonaire embolie, en patiënten in de slechte-prognosegroep van de IGCCCG.
1.Lauritsen J, Gundgaard Kier MG, Bandak M et al. Pulmonary function in patients with germ cell cancer treated with bleomycin, etoposide, and cisplatin. J Clin Oncol 2016; epub ahead of print